Openingsrede van 16 oktober 1837

Edel Mogende Heeren!

De Koning heeft ons den last opgedragen, om in Zijnen naam deze zitting der Staten-Generaal te openen. Wij volbrengen dien last in diepen weemoed, omdat wij tevens aan U Edel Mogenden hebben aan te kondigen het grievend verlies, dat Zijne Majesteit, in den weg der Goddelijke Voorzienigheid, op den 12den dezer maand getroffen heeft.

Deze droevige en aandoenlijke gebeurtenis, waardoor de Koning en Zijn Huis in den diepsten rouw gedompeld zijn, belet Hem om zich bij de opening Uwer Vergadering als naar gewoonte in het midden van U Edel Mogenden te begeven.

U Edel Mogenden zullen met ons innig betreuren het verscheiden eener algemeen beminde en hoogstgeeerbiedigde Koningin, welker waarlijk Vorstelijke deugden en edele hoedanigheden in het hart der natie diep geprent zijn en bij allen onuitwischbaar zullen blijven.

De Koning had zich voorgesteld deze zitting met de volgende rede te openen:

Edel Mogende Heeren!

De blijken van vriendschap, welke Ik van de vreemde Mogendheden ontvange, dragen voortdurend bij tot verzachting der wonder, door den Belgischen opstand aan het vaderland toegebragt. Van meer dan eene zijde ondervindt hetzelve den weldadigen invloed Mijner aanhoudende zorg om onze buitenlandsche staatkunde zonder afwijking te doen rusten op een naauwgezet ontzag voor de regten van anderen en op eene gepaste handhaving van hetgeen, waarop wij zelve aanspraak hebben.

Eene onlangs gesloten overeenkomst heeft de scheepvaart tusschen Nederland en Pruissen, tot onderling genoegen, geregeld en het uitzigt geopend op eene verdere uitbreiding onzer handelsbetrekkingen met de Staten van het Duitsche Tolverbond.

Er is grond om te verwachten, dat de Nederlandsche handel en scheepvaart op Groot-Brittannie weldra zullen gesteld worden onder den waarborg van een traktaat, opzettelijk tot derzelver bevordering onderhandeld.

Alhoewel de jongste, Mijnentwege beproefde, stappen tot vereffening van het Belgische vraagstuk, de bedoelde werking niet hebben voortgebragt, blijft Mijne aandacht gerigt op alle middelen en gelegenheden, om tot het einde te geraken eener spanning, evenzeer te betreuren voor Nederland als voor geheel Europa. Mijn Minister van Buitenlandsche Zaken zal U Edel Mogenden op nieuw opening geven van den gang der staatkundige gebeurtenissen, sedert de laatste daaromtrent aan Uwe Vergadering gedane mededeeling, voor zoo ver dit Rijk er bij betrokken was.

Op de reize, welke Ik in den loop van dit jaar heb gedaan, heb Ik Mij overtuigd, dat onze binnenlandsche toestand bemoedigend is.

Met welgevallen herdenk lk aan die reis. Allerwege mogt lk onmiskenbare blijken ontvangen van verknochtheid en vertrouwen en de sporen opmerken der menigvuldige zegeningen, welke de goede Voorzienigheid bij voortduring aan Nederland schenkt; zegeningen, die aller harten met blijdschap en erkentelijkheid behooren te vervullen.

De nijverheid blijft gunstige vooruitzigten aanbieden. Bij eenige takken heeft vooruitgang plaats.

De landbouw wordt over het geheel met bevredigenden uitslag gedreven. Bij eene ruime opbrengst van veldgewassen, mag men zich verheugen, dat de prijzen der meest voorname zich hebben staande gehouden.

In enkele provincien had de veeteelt met eene kwaadaardige ziekte onder het rundvee te worstelen; in de schade wordt intusschen van regeringswege zoo veel mogelijk voorzien.

De visscherijen beloven geene onvoordeelige uitkomsten.

Handel en scheepvaart vertoonen op onderscheidene punten eene toenemende levendigheid.

Wenschelijke verbeteringen in onzen waterstaat, in onze wegen en vaarten, en eene meer bespoedigde gemeenschap met den Rijn door den aanleg eener ijzer-baan, zijn ten onderwerp van een bepaald onderzoek gesteld, en lk denk de medewerking van U Edel Mogenden tot het nemen van maatregelen ten aanzien van die belangen in deze zitting te zullen kunnen inroepen.

De algemeene staat van gezondheid kenmerkt zich van eene gunstige zijde. Genadig bleven wij verschoond van de heerschende ziekte, door welke andere rijken bezocht zijn.

In onze Overzeesche Bezittingen heerschen voortdurend rust en orde. De voortbrengselen van Nederlandsch Indie nemen toe. Voordeelig is de werking van de gesteldheid dier gewesten en van onze volkswelvaart op ’s Rijks geldmiddelen.

De uitgaven worden door de inkomsten gedekt. Wederom zullen voor het volgende dienstjaar de lasten, en wel die op behoeften van cerste noodzakelijkheid, kunnen worden verligt.

De financiële verordeningen, in de vorige zitting met gemeen overleg van U Edel Mogenden tot stand gebragt, hebben de gewenschte uitkomsten opgeleverd.

Te midden van de algemeene geld crisis, die in andere handeldrijvende landen zich heeft doen gevoelen, is het openbaar vertrouwen bij ons ongeschokt gebleven; dank zij de hechte grondslagen, waarop het is gevestigd. Behalve de begrootings-wetten en eene wet ter verbetering van een der bestaande accijnsen, zullen eenige noodig geworden wijzigingen in het tarief van in-, uit- en doorvoer aan U Edel Mogenden worden voorgedragen.

Ik mag de gegronde hoop koesteren, dat in den loop van het aanstaande jaar de nieuwe Nederlandsche wetgeving in volle werking zal kunnen worden gebragt. In dat vooruitzigt zijn aanvankelijk reeds zoodanige voorbereidende maatregelen genomen, als noodig zijn, om, gedurende dat tijdsgewricht, tot de organisatie en invoering der nieuwe regterlijke magt over te gaan. De wettelijke bepalingen, die tot dat einde nog mogen gevorderd worden, zullen in deze zitting ter overweging van U Edel Mogenden worden voorgelegd.

De Commissie van redactie der Nederlandsche wetgeving houdt zich ijverig bezig met het onderzoek der veranderingen, welke aanvankelijk in het Wetboek van Strafregt zullen kunnen worden gemaakt. Ik vlei Mij in staat gesteld te zullen worden, om nog in den loop der tegenwoordige zitting dien aangaande aan U Edel Mogenden ontwerpen van wetten aan te bieden.

Edel Mogende Heeren! dat Uwe beraadslagingen zich op nieuw door kalmte en welwillendheid onderscheiden, en Uwe medewerking de kracht der Regering steeds schrage en versterke! Alsdan zal ook deze zitting der Staten-Generaal, onder den zegen des Allerhoogsten, weldadige vruchten geven; zal Nederland de toekomst met vertrouwen te gemoet kunnen gaan, en zal Ik den goeden uitslag mogen hopen van Mijne bestendige pogingen voor het geluk en de welvaart van het Volk, hetwelk de Goddelijke Voorzienigheid aan Mijne zorg heeft opgedragen.