Openingsrede van 19 november 1866

Mijne Heeren!

De Koning heeft ons den last opgedragen in Zijnen naam deze Vergadering der Staten-Generaal te openen.

De naauwlijks aangevangene werkzaamheden der vorige zitting werden onverwachts gestaakt door den gewigtigen maatregel, dien Zijne Majesteit noodig heeft geoordeeld in het diepgevoeld besef van Zijne roeping om als Hoofd van den Staat, boven alle partijen verheven, de rigtige werking te verzekeren van de constitutionele instellingen, waaraan, naast de liefde van het Volk tot Oranje, het waarachtig heil des Vaderlands zoo ontwijfelbaar is verbonden.

Gebruik makende van Zijn grondwettig regt heeft de Koning, geheel instemmende met Zijne verantwoordelijke raadslieden, de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontbonden, nadat meer en meer overtuigend was gebleken, dat de zamenstelling van dit deel der Volksvertegenwoordiging niet langer kon geacht worden te voldoen aan de behoefte van overeenstemming tusschen de onderscheidene Staatsmagten.

Op de roepstem des Konings is thans eene nieuwe Tweede Kamer gekozen, aan welke voortaan, binnen de grenzen van hares werkkring, de behartiging van ’s lands belangen zal zijn toevertrouwd.

Mijne Heeren, het is de hoop en het vertrouwen des Konings en tevens, wij betuigen het gaame, de opregte wensch van Zijne tegenwoordige Ministers, dat, na de jongste uitspraak van het kiesgeregtigde Volk, Regering en Vertegenwoordiging elkander, in de vervulling van hare grondwettige taak, door eendragtige zamenwerking het bereiken van een doel, het welzijn des lieven Vaderlands, mogelijk en gemakkelijk zullen maken.

Die eendragtige zamenwerking, waardoor geene onbelemmerde wisseling van gedachten, geene vrijmoedige uiting van overtuigingen wordt verhinderd, is niet slechts onmisbaar voor de bevordering der nationale zaak in het algemeen, maar ook noodig in het bijzonder voor de goede behandeling en afdoening der vele belangrijke onderwerpen, welke in den loop van deze zitting aan Uwe overwegingen zullen worden voorgelegd.

‘s Konings troonrede gaf U reeds een overzigt van de verschillende voorstellen, die op het gebied van binnenlandsch bestuur en van regterlijke, financiele en koloniale wetgeving aan Uwe beraadslaging zullen worden aangeboden. Uwe bijeenkomst zal al aanstonds hoofdzakelijk moeten besteed worden aan het onderzoek en de vaststelling der Staatsbegrooting voor het eerstvolgend dienstjaar, alsmede aan de regeling van eenige spoed eischende aangelegenheden; daama zullen andere niet minder gewigtige wets-ontwerpen Uwe ijverige bemoeijingen vorderen.

De Regering treedt dan met U, Mijne Heeren, deze zitting in onder het verblijdend uitzigt, dat de nieuwe zamenstelling der Tweede Kamer aan ‘s Konings geopenbaarde bedoelingen zal beantwoorden en, onder Hoogeren zegen, heilzame uitkomsten zal opleveren voor de welvaart en den bloei van het Rijk en van zijne kolonien.

Mogen tot dat einde ons aller gemeenschappelijke pogingen voortdurend het kenmerk dragen van wederkeerig vertrouwen en welgemeend overleg, en mogen wij zoo te zamen, met eerlijke en getrouwe naleving der Grondwet, aan de natie, wier zedelijke en stoffelijke belangen wij geroepen zijn voor te staan, het bewijs en tegelijk den waarborg schenken, dat Nederland wordt bestuurd op den grondslag van duurzame overeenstemming tusschen Regering en Volksvertegenwoordiging!

In naam des Konings verklaren wij deze Vergadering der Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *