Troonrede van 15 oktober 1838

Edel Mogende Heeren !

Het strekt tot voldoening voor Mijn vaderlijk hart, bij deze plegtige vergadering, Mij voor de eerste maal vergezeld te zien van Mijnen beminden oudsten Kleinzoon, den Erfprins van Oranje, aan wien Ik, bij het bereiken der meerderjarigheid, zitting in den Raad van State heb verleend.

Mijne vriendschappelijke betrekkingen met de vreemde Mogendheden hebben, sedert Uwe laatste zitting, geene verandering ondervonden.

Op de van Mijnentwege in de lente aan de vertegenwoordigers der Hoven van Oostenrijk, Frankrijk, Groot-Brittannie, Pruissen en Rusland, te Londen ingeleverde verklaring, bestemd om tot eene eindschikking der gevolgen van den Belgischen opstand te geraken, zie Ik nog het antwoord te gemoet. Ik blijf steeds de hoop voeden, dat die verklaring, op de vroegere bepalingen der Mogendheden gegrond, en welke ook den eenstemmigen bijval van de Staten-Generaal heeft weggedragen, tot eene uitkomst leiden zal, bestaanbaar met de eer en de ware belangen van het Volk van Nederland. De in het vorige jaar met Groot-Brittannie en Pruissen gesloten tractaten, beantwoorden aan het daarbij beoogde doel. Thans zijn er onderhandelingen tot regeling van Nederlands handels-verkeer met de Staten der Duitsche tolvereeniging geopend.

Het binnenlandsch bestuur blijft zich door orde en regelmatigheid kenmerken.

In weêrwil van een’ langdurigen en zeer strengen winter, waardoor eenige gewassen hebben geleden, is de staat van den landbouw over het algemeen gunstig.

In de voornaamste fabrijken heerscht eene buitengewone levendigheid. Aanzienlijke kapitalen zijn omgezet in scheepvaart en handel, terwijl de visscherijen met ruime vangsten werden gezegend.

De instellingen van onderwijs en van wetenschappen en kunsten zijn steeds voorwerpen Mijner aandachtige zorg.

De wijze van verpleging en geneeskundige behandeling der krankzinnigen liet in het algemeen te wenschen over. Er zijn maatregelen beraamd om hierin te voorzien; Ik verwacht, dat zij weldadige vruchten zullen dragen. Bij voortduring heeft men zich bezig gehouden met het beheer der gevangenissen te verbeteren, zoodat thans de gevangenen, naar den aard der hen rustende veroordeeling, en naar geslacht en ouderdom, geheel van elkander zijn afgescheiden.

De ijsgang op de rivieren in het voorjaar, hoezeer dreigende, heeft nogtans geene aanmerkelijke schade veroorzaakt.

De voortzetting der groote communicatien wordt niet uit het oog verloren.

Voldoende is de staat van zaken in onze overzeesche bezittingen.

Werden vroeger onze West-Indische kolonien door Mijnen beminden derden kleinzoon bezocht, sedert ontving hem ook Nederlandsch-Indie met bewijzen van die verknochtheid, waarmede de bewoners dier gewesten, niet minder dan die van West-Indie, aan Mijn Huis en aan het Moederland verbonden zijn.

De nieuwe inrigtingen aldaar blijven aan de verwachting beantwoorden. Door de vermeestering van Bonjol is ons gezag op Sumatra meer en meer bevestigd. Het Indisch leger heeft bij die gelegenheid vernieuwde blijken gegeven van moed en volharding.

De Staats-uitgaven worden steeds door de inkomsten gedekt. De bloei der onderscheidene takken van Volks-welvaart verzekert de regelmatige heffing der middelen.

Het openbaar crediet blijft gehandhaafd, en de meerdere uitbreiding, welke door Mij aan de Nederlandsche Bank is gegeven, zal aan dat crediet en aan en handel in het algemeen een nieuw leven verschaffen. De Begrootings-wetten, welke tijdig aan Uw Edel Mogenden staan onderworpen te worden, en het vaststellen der middelen om te voorzien in de bezwaren, welke de buitengewone omstandigheden voor het Rijk veroorzaken, zullen een belangrijk deel Uwer beraadslagingen uitmaken. Wanneer ook ditmaal niet wederom eene verligting van lasten kan worden voorgedragen, verheugt het Mij nogtans, dat alle behoeften zullen kunnen bestreden worden, zonder aan Mijne beminde onderdanen nieuwe lasten op te leggen, en dat de hoop bestaat van daarin eene verdere vermindering te mogen voorbereiden.

Ik wensch, dat eene verbetering in ons Muntstelsel, in deze zitting zal worden tot stand gebragt.

Het is mij aangenaam geweest de zorgen, die Ik niet heb opgehouden met de Staten-Generaal aan de zamenstelling der voornaamste deelen van de nieuwe Wetgeving en van het Regtswezen te wijden, met den gewenschten lag bekroond te zien.

De wetten en verordeningen omtrent dat alles zijn thans in volle werking, Ik verblijde mij die grondwettige instellingen tot stand te hebben kunnen brengen, aan welker bezit te regt de hoogste prijs wordt gehecht. Hoewel hiermede deze gewigtige arbeid nog niet is voleindigd, mag echter verwachten, dat het ontwerp van een, met de zeden der Natie

overeenstemmend, Strafwetboek binnen eenigen tijd zal zijn voltooid. Edel Mogende Heeren! Ook thans weder verlevendigt zich het besef der gewigtige pligten, welke op ons rusten. Uw ijver en Uwe beradenheid zullen zich bij vernieuwing kunnen openbaren. Ik reken op Uwe medewerking in alles, wat het welzijn van Land en Volk kan bevorderen. De Almagtige zegene daartoe onze vereenigde pogingen, en sterke en bemoedige Mij onder de steeds voortdurende smart over het hartverscheurend verlies, waarmede Hij in Zijne wijsheid Mij zoo diep heeft bedroefd!