Troonrede van 17 september 1895

Mijne Heeren,

Ik waardeer het voorrecht de Staten-Generaal opnieuw rondom Mij vereenigd te zien, gereed om hunnen belangrijken arbeid te hervatten.

De algemeene toestand van land en volk geeft reden tot tevredenheid. De betrekkingen tot alle buitenlandsche Mogendheden zijn van den meest vriendschappelijken aard.

Zee- en landmacht kwijten zich bij voortduring op loffelijke wijze van haren plicht. In Oost-Indië waren zij bij vernieuwing in de gelegenheid schitterende blijken van moed en volharding te geven.

De gezondheidstoestand is gunstig.

Met erkentelijkheid mag worden gewezen op cen, in vele opzichten, goeden oogst der veldgewassen. Het mond- en klauwzeer, dat tot het sluiten van naburige landen voor den invoer van ons vee aanleiding gaf, is nagenoeg geweken.

De toestand van handel en nijverheid is, den invloed der in andere Rijken gevolgde handels-staatskunde in aanmerking nemende, niet onbevredigend.

Gedurende dit zittingsjaar wachten U opnieuw vele en gewichtige werkzaamheden.

Voor de verdere behandeling der wetsvoordrachten tot herziening van de personeele belasting, en tot regeling van het kiesrecht roep Ik in de eerste plaats Uwe medewerking in.

Voorstellen tot nadere regeling van de gemeente-financiën zullen U bereiken, terwijl ook andere wetsontwerpen, ten deele reeds aangekondigd, zullen worden ingediend.

De toestand onzer bezittingen in Oost- en West-Indië geeft, in het algemeen, reden tot voldoening.

Met vertrouwen, Mijne Heeren, doe Ik wederom een beroep op Uwen ijver ter vervulling van Uwe veel omvattende taak.

Moge Uw arbeid, onder Gods zegen, strekken tot verhooging van den voorspoed van ons dierbaar Vaderland!

In naam der Koningin verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend!

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *