Troonrede van 19 oktober 1840

Edel Mogende Heeren!

Voor de eerste maal na het aanvaarden der regering op dezen zetel plaats nemende, worden Mijne gedachten henengeleid naar Mijnen hoogstgeëerbiedigden en hartelijk geliefden Vader, die gedurende eene zoo lange reeks van jaren den troon tot sieraad heeft verstrekt.

U Edel Mogenden kennen de redenen, welke Hem hebben bewogen, om de Kroon der Nederlanden aan Mij over te dragen, en alzoo het oogenblik vervroegen, waarop Mijn lot naauwer dan ooit aan dit Rijk zou verbonden worden. Wij eerbiedigen allen die gronden, maar Wij zien niet zonder aandoening terug op een besluit, hetwelk een einde heeft gemaakt aan eene regering, welke in de geschiedenis des Vaderlands menige roemvolle bladzijde zal beslaan.

Mogt het Mijnen Koninklijken Vader gegund zijn, bij het genot der gewenschte ruste, nog lange getuige te wezen van den rijken oogst der weldadige vruchten, waarvan de zaden onder Zijne regering mildelijk werden gestrooid, en mogt de dankbare liefde des Nederlandschen Volks hem blijven vergezellen, als de streelende belooning voor de trouwe zorg, waarmede Hij, gedurende meer dan het vierde eener eeuw, onafgebroken voor het welzijn van dat Volk heeft gewaakt!

Gesterkt door Zijn voorbeeld, zal lk het ondernemen de taak te volbrengen, welke thans op Mij rust. lk gevoele er, ook in deze ure, geheel het zwaarwigtige van; maar Ik deins er niet voor terug, omdat Ik Mijn vertrouwen heb gesteld op de krachtige hulp des Allerhoogsten; omdat Ik staat make op de beproefde verknochtheid eener Natie, die elke poging voor haar geluk weet te waarderen, en omdat Ik de overtuiging heb een steun te zullen vinden in U Edel Mogenden, als één belang en één doel met Mij op het oog hebbende: de bevordering en bestendiging van het heil der landzaten, in de eerste plaats door getrouwe handhaving der Grondwet van het Koningrijk. Met dat uitzigt acht Ik het voor Mij een voorregt deze zitting van U Edel Mogenden te kunnen openen, in afwachting van den plegtigen dag, waarop ik U Edel Mogenden, in de laatste helft der maand November, in de hoofdstad rondom Mij verlang te vergaderen, ten einde aan de grondwettelijke voorschriften omtrent de inhuldiging gevolg te geven, en alsdan datgene met eede te bekrachtigen, waartoe Ik mij, bij het intreden Mijner regering, van stonden aan verbonden heb gerekend.

U Edel Mogenden zullen de levendige blijdschap niet miskennen, met welke Ik in deze oogenblikken den zegen herdenk, die aan Mijn Huis te beurt viel in de geboorte van eenen Prins, aan Mijnen beminden oudsten Zoon den Prins van Oranje geschonken.

Worden Mijne vurigste wenschen verhoord, dan zal ook deze spruit van den Oranje-Stam eenmaal voor Nederland wezen, wat Zijne Vaderen waren of nog hopen te zijn.

De betrekkingen met de vreemde mogendheden getuigen van het onderling verlangen om de bestaande vriendschap te onderhouden. Deze aan te kweeken en te versterken zal het voorwerp van Mijn streven zijn.Een handels-tractaat met de Verhevene Porte in den afgeloopen zomer te Constantinopolen gesloten, is door de wederzijdsche regeringen bekrachtigd. Van de plaats gehad hebbende onderhandelingen met Frankrijk, met het Zwitsersche Bondgenootschap en met het Gemeenebest van Texas, tot bevordering van handel en scheepvaart, mag insgelijks een goed gevolg verwacht worden.

De maatregelen, welke gevorderd worden door de veranderingen en bijvoegingen, onlangs in de grondwet van het Koningrijk gebragt, zijn tot stand gekomen of worden verder voorbereid.

Ten gevolge van then is het Mij aangenaam, leden uit het Hertogdom Limburg in uw midden te zien. Hierdoor is de band bevestigd, welke de belangen van dat gewest met die der overige deelen des Koningrijks in broederlijke gemeenschap zamenvoegt.

’s Rijks zee en landmagt zijn, in evenredigheid van de toegestane middelen, in voldoenden staat. Over het algemeen vertoont zich voorspoed in de verschillende takken van nijverheid en volks-welvaart.

Het openbaar onderwijs blijft gewenschte vruchten opleveren. Het zal niettenmin eene der gewigtige bemoeijenissen Mijner regering zijn, om mogelijke verbeteringen met bezadigdheid te overwegen.

De nieuwe Nederlandsche wetgeving en het beheer der justitie hebben steeds geregelde werking.

De voorspoed der Oost-Indische bezittingen geeft bij voortduring stof tot dankbaarheid. Op het eiland Sumatra gaan zee- en landmagt eendragtiglijk en met roem voort, het Nederlandsch gezag te bevestigen.

De finanden mogen, door de gebeurtenissen van de laatste jaren, door teleurstellingen en misrekeningen, gevoelig geleden hebben, nogtans mag men vertrouwen, dat steeds toenemende bloei der hoofdtakken van volkswelvaart, onder een voortdurend genot van den vrede, de invoering van nuttige wijzigingen in de wetten, als ook doelmatige bezuinigingen, de geslagene wonden zullen heelen.

De meest volledige openingen en uitleggingen omtrent den toestand der financien, daaronder begrepen die van het Amortisatie-Syndicaat, waarvan de opheffing andermaal zal worden voorgesteld, zullen eerlang aan U Edel Mogenden worden gegeven, mede in verband met de uitkomsten der koloniale geldmiddelen.

Tot dekking van het te kort, hetwelk uit die openingen zal blijken over het verledene te bestaan, zullen de noodige voorzieningen worden voorgesteld. Gelijktijdig zal de begrooting der staats-uitgaven aan U Edel Mogenden worden aangeboden.

Het vooruitzigt, dat de uitgaven voor het vervolg zonder nieuwe geldleeningen zullen gedekt worden, zal zich verwezenlijken. Ook zullen geene nieuwe belastingen worden gevorderd; doch het weder heffen van vroeger afgeschafte opcenten zal niet te vermijden zijn.

Noodzakelijke veranderingen in de wet op den accijns op de suiker, in die ter bevordering van den landbouw, en in het tarief der regten op den in-, uit- en doorvoer, hetwelk later geheel stelselmatig zal worden omgewerkt en vernieuwd, zullen al aanstonds kunnen worden voorgedragen.

De onderhandelingen met Belgie, tot de overdragt van het aan dat Koningrijk aangewezen gedeelte in de schuld, en betrekkelijk andere financiele aangelegenheden, zijn, voor als nog, tot geen einde kunnen gebragt worden. Ik vertrouw echter, dat de voorbereiding der eindregeling thans genoegzamevorderingen heeft gemaakt, om op eene spoedige afdoening te mogen hopen.

Edel Mogende Heeren! Onmiskenbaar is het gewigt van deze zitting voor de zaken des lands. Geestdrift, door echte vaderlandsliefde gewekt, zal U Edel Mogenden bezielen; maar ook, Ik houd er Mij van overtuigd, de zin van gematigdheid, beradenheid en vertrouwen, onontbeerlijke grondslagen voor dat gemeenschappelijk overleg, hetwelk de kern uitmaakt der innige betrekking, welke de Grondwet tusschen de Kroon en de Vertegenwoordigers des Volks heeft geknoopt.

Overigens zij de uitkomst eerbiedig Hem aanbevolen, in Wiens hand de lotgevallen der Vorsten en Volken zijn, en aan Wiens bescherming en hulp het tot dus verre Nederland niet ontbrak.