Troonrede van 20 September 1904

Mijne Heeren!

Wederom ben Ik in Uw midden verschenen, om, ditmaal voor het eerst in deze oud-Grafelijke zaal, de gewone zitting der Staten- Generaal te openen.

Het is Mij aangenaam te kunnen verklaren, dat de betrekkingen van Nederland met de buitenlandsche Mogendheden van den meest vriendschappelijken aard bleven.

Het door Mij betreurde uitbreken van den oorlog in Oost-Azië noopte Mij voor Nederland en voor zijne koloniën en bezittingen in andere werelddeelen, eene verklaring van neutraliteit uit te vaardigen.

Zee- en landmacht gingen voort zich, zoo hier te lande als over zee, Op loffelijke wijze van haren plicht te kwijten. Het korps burgerlijke ambtenaren gaf door nauwgezetheid en ijver in den dienst bij voortduring reden tot tevredenheid.

Met ingenomenheid werd door Mij onlangs een gedenksteen onthuld ter herinnering aan de thans voltrokken scheiding tusschen Maas en Waal, een waterstaatswerk, waarvan voor de welvaart van Noordbrabant en Gelderland gunstige verwachtingen gekoesterd worden.

In weerwil van de groote droogte die dezen zomer kenmerkte, geeft de toestand van land- en tuinbouw genoegzame reden tot voldoening. Niet in elk opzicht bevredigend zijn de uitkomsten van handel en scheepvaart. Die der nijverheid stellen bij meer dan één bedrijf, als gevolg van buitenlandsche mededinging, rechtmatige verwachtingen teleur.

De verdere bevestiging van hetgeen tot dusver in Noord-Sumatra verkregen werd, maakte opnieuw niet onbelangrijke vorderingen. Krachtiger optreden in de Gajoe- en Atlaslanden kon met het oog hierop niet uitblijven. Dat hierbij ook ongewapenden ten offer vielen, wordt, al was het niet te voorkomen, door Mij betreurd.

De bevolking van Java verkeert, dank zij de betere gesteldheid van haar hoofdbedrijf, in iets minder gedrukten toestand. Maatregelen ter verhooging van haar oeconomische kracht blijven niettemin noodzakelijk. De stand der Indische financien eischt nevens groote behoedzaamheid bij het doen der uitgaven, verruiming van inkomsten.

De steeds klimmende eischen aan ’s Rijks schatkist gesteld, zonder daaraan geëvenredigde stijging der inkomsten, maken het ten plicht, elke niet dringend noodzakelijke uitgave te verdagen en op aanvulling der middelen bedacht te zijn.

Reeds de behandeling van de wetsontwerpen die bij de Staten-Generaal aanhangig zijn, zal in deze zitting meer dan gewone inspanning vorderen. Opnieuw zal een voorstel tot wijziging en aanvulling van de wet op het Hooger Onderwijs bij U inkomen. Onderscheidene ten vorigen jare aangekondigde voorstellen van wet zullen U weldra bereiken. Een wetsontwerp ter verzekering tegen invaliditeit en ouderdom zal daaraan worden toegevoegd. Bovendien zal aan de invoering van de Kinderwetten en van de Militaire straf- en tuchtwetten de laatste hand zijn te leggen. Eene wijziging zoo van de regeling der Naamlooze Vennootschappen als van de Leerplichtwet is in bewerking.

Neemt de taak der Staten-Generaal, Mijne Heeren, gaandeweg breeder afmeting aan, Ik blijf voor de vervulling van die steeds meer omvattende taak vertrouwen op Uwe voortvarendheid en op Uwe toewijding aan de belangen van het Vaderland.

Moge de Almachtige God Zijn zegen op Uwe werkzaamheden doen rusten.

Ik verklaar de gewone zitting der Staten-Generaal te zijn geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *