Troonrede van 20 september 1932

Leden der Staten-Generaal,

In dit plechtig oogenblik, Leden van de Staten-Generaal, nu een nieuwe zitting van de Volksvertegenwoordiging een aanvang neemt, richten Mijne gedachten zich meer dan ooit op den duisteren tijd, dien het Vaderland beleeft.

De emstige wil, die de Regeering bezielt, met Gods hulp het schip van Staat in veilige haven te sturen, kan slechts leiden tot het doel, indien ons Volk in al zijn lagen zich de werkelijkheid onverbloemd voor oogen stelt. Zonder voorbeeld in de geschiedenis zijn de economische verhoudingen over heel de wereld ontredderd; onweerstaanbaar grijpen de gevolgen der crisis steeds verder om zich heen en nog steeds kondigen zich geen betrouwbare teekenen van kentering aan.

Moederland en overzeesche gewesten zien hun welvaart ernstig ondermijnd. Nieuwe belemmeringen in het handelsverkeer tusschen de volkeren werden toegevoegd aan de vele, welke reeds ten vorigen jare de crisis verscherpten.

In alle takken van volksbestaan bleef de bedrijvigheid gestadig afnemen; handel, scheepvaart en visscherijen zijn evenzeer getroffen als nijverheid en land- en tuinbouw.

Herstel van het internationaal ruilverkeer wenscht de Regeering te bevorderen door verdragen, die een ruimer geest ademen. Daarnevens moet zij bij voortduring bedacht blijven op afwending van de gevaren, waarmede buitenlandsche maatregelen den afzet van onze voortbrengselen bedreigen.

Zijn reeds tal van noodmaatregelen tot stand gekomen om ineenstorting van onmisbare bedrijfstakken te verhoeden, nieuwe regelingen met hetzelfde doel zullen moeten volgen.

De werkloosheid, bron van zooveel leed, heeft een nooit gedachten omvang aangenomen. Zij plaatst de Overheid voor schier onoplosbare moeilijkheden, niet het minst van geldelijken aard. De Regeering zal haar voortdurende zorg ook in de toekomst aan dit maatschappelijk euvel geven; het zoo noodzakelijk herstel van het bedrijfsleven zal haar daarbij tot richtsnoer blijven. In het bijzonder zal ook het vraagstuk van de jeugdige werkloozen alle aandacht hebben.

Nevens voortzetting van de werkloozenzorg stelt handhaving van het peil van sociale voorziening, in betere tijden bereikt, de uiterste eischen aan het zoozeer verminderde draagvermogen der Natie.

De sterke daling van het nationale inkomen en de diepe inzinking, welke het economisch leven vertoont, oefenen een noodlottigen invloed op de opbrengst van ’s Rijks middelen. De financieele toestand is dientengevolge zorgwekkend. Veel zal van Uw werkkracht en toewijding gevergd worden, opdat tijdig de meest dringende maatregelen tot stand komen. Ik weet, dat het beroep, dat ten deze op Uw medewerking zal worden gedaan, niet vergeefs zal zijn en Ik vertrouw, dat het gemeen overleg tot een uitkomst zal leiden, die aan den ernst van den toestand beantwoordt.

Ook in de Overzeesche Gewesten wordt er krachtig naar gestreefd de kosten der Landshuishouding met de middelen in overeenstemming te brengen. Het feit, dat meer en meer in alle maatschappelijke kringen de overtuiging doordringt van de volstrekte noodzakelijkheid van dit streven, versterkt de verwachting, dat, ondanks alle bezwaren, het doel zal worden bereikt.

Evenzeer als in de donkerste dagen zijner roemrijke geschiedenis behoeft ons Volk thans eendracht ter ontplooiing van al zijn stonelike en zedelijke krachten. Op den voorgrond trede daarom wat de Natie vereenigt, niet wat haar verdeelt.

Met de bede, dat Gods hulp Mijn Volk sterke en met den wensch, dat God Zijn zegen aan Uwen arbeid moge schenken, verklaar Ik de gewone zitting der Staten-Generaal geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *