Troonrede van 21 september 1868

Mijne Heeren!

Het verheugt Mij, Uwe zitting te mogen openen met dankbare erkenning van het vele goede, dat het Vaderland te beurt viel.

Onze betrekkingen met de andere mogendheden laten niets te wenschen over.

De middelen van internationaal verkeer worden aanhoudend uitgebreid en verbeterd.

De belangen van handel, scheepvaart en nijverheid worden door Mijne gezantschappen en consulaten voortdurend met zorg behartigd. Zee- en Landmagt, zoo wel hier te lande als in de overzeesche bezittingen, kwijten zich voortdurend loffelijk van hare taak.

Wat in Uwe vorige Zitting onafgedaan bleef ter verbetering van het regtswezen, zal, voor zooveel noodig gewijzigd, andermaal aan Uwe beraadslaging onderworpen worden.

Ook zullen U voorstellen worden gedaan, ten einde in gewigtige leemten van de bestaande regterlijke organisatie te voorzien. Om dat doel te bereiken, mag gedeeltelijke invoering van de Wet houdende de nieuwe regterlijke inrigting wenschelijk geacht worden.

De Wet houdende afschaffing van de tienden zal wederom worden ingediend.

Bij het toenemen van de bevolking des Rijks vordert artikel 77 der Grondwet vermeerdering van het getal leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Van Mijne bijzondere zorg voor het onderwijs zal U blijken uit de voordragt eener Wet tot regeling, van het hooger onderwijs.

Met den aanleg van de werken voor de Staatsspoorwegen zijn groote vorderingen gemaakt. De verbinding langs de spoorwegen met de noordelijke gewesten is tot stand gekomen.

De aanleg van een aantal andere groote werken van openbaar nut wordt regelmatig voortgezet.

De landbouw mag zich over ’t algemeen in eenen ruimen oogst verheugen. Dankbaar erken Ik, dat de ziekte onder het rundveegeheel is geweken. Toen men onlangs eenige zorg koesterde, dat zij zich op nieuw zou vertoonen, zijn terstond de strengste maatregelen genomen.

De uitkomst der Visscherijen was niet zeer bevredigend. Nieuwe ondernemingen beloven meer uitbreiding aan de Zeevisscherijen in het bijzonder.

Nieuwe wettelijke verordeningen op het krankzinnigenwezen zullen U worden voorgelegd.

Onze nijverheid blijft vooruitgaan.

De ontwerpen van wet op den ijk der maten en gewigten, op de begraafplaatsen en op de banken van leening zullen U op nieuw worden aangeboden.

Het uitzigt bestaat, dat in het volgend dienstjaar alle Staatsuitgaven, ook die voor de spoorwegen, zonder buitengewone hulpmiddelen bestreden zullen kunnen worden.

Bij de raming der uitgaven is naauwkeurig gelet op de wenschelijkheid om in alle eischen van de dienst te voorzien, met inachtneming van die matiging, welke door de omstandigheden geboden wordt.

Onder de wets-ontwerpen met het finantieel beheer in verband staande, die U voorgelegd zullen worden, behoort het voorstel tot afschaffmg van het zegelregt op drukwerken, en zijne vervanging door andere middelen.

De toestand van ons uitgebreid overzeesch gebied is niet met één woord aan te duiden. Door gewijzigde inrigting van het door de Grondwet voorgeschreven Verslag, dat U binnen weinige dagen zal worden toegezonden, zullen de bijzonderheden aangaande elk gebied, ook die volgens de laatst ontvangen tijdlngen, beter ter Uwer kennis komen.

Voor de regeling van vele groote belangen onzer voornaamste bezitting is Uwe ijverige medewerking onmisbaar. Ik reken daarop voor de zoo tijdig mogelijke vaststelling der begrooting voor Nederlandsch-Indië voor 1869. Heeft zoodanige vaststelling plaats, dan kunnen in de aanstaande lente wetsontwerpen gereed zijn betreffende de suikercultuur en de uitgifte van gronden in Indie.

Voor de vervulling der omvangrijke taak, die U wacht, maak Ik met vertrouwen staat op Uwe vaderlandsliefde en op eendragtig zamenwerken.

Mogen Uwe werkzaamheden, onder Hoogeren Zegen, tot krachtige bevordering van ’s lands belangen strekken.

Ik verklaar de gewone zitting van de Staten-Generaal geopend.

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *